Je ontwerpt je geluiden analoog. dat betekent dat je vertrekt vanuit echte, fysieke handelingen of objecten om klanken op te nemen (bijv. tikken, schrapen, ritselen…). Daarna bewerk je deze opnames digitaal tot bruikbare systeemgeluiden.
Je mag hiervoor objecten gebruiken, zoals een lat, paraplu, lippenstift, waterfles, etc. Wees vindingrijk met alledaagse objecten.